Blog

Viering vrijdag 1 november om 9:30 u.

HERINNERINGEN AAN DE SINT-ROCHUSSCHOOL.

 

De Sint-Rochusschool werd gebouwd in 1935-1936 naar de plannen van architect Frans Blommaert en “God ter ere -Volk ten bate” zo als op de gedenksteen in de voorgevel staat.

Het eerste schooljaar begon op 12 september 1936 en op 29 mei 1937 wijdde Kardinaal Van Roey  de school plechtig in.

 

De Sint Rochusschool was meteen een succes: meer dan 200 leerlingen verdeeld over 10 klassen, met 4 lekenleraars en 6 broeders. De Broeders van Liefde waren namelijk aangezocht om de school te doen functioneren.

 

Het 1e studiejaar begon met een twintigtal 6-jarigen in volle oorlogstijd (sept  1940) en we kregen een paar maanden een broeder die werd opgevolgd door Mr Kerstens, later wel bekend in onze parochie. Het hele schoolgebeuren stond onder het waakzaam oog van een Broeder Bestuurder. Als die een klas binnenkwam was het rechtstaan, armen gekruist en in koor “Dag Broeder Bestuurder”… 

 

Deze laatste had ook nog andere zorgen daar de Duitsers afweergeschut op het dak van de school geplaatst hadden.Bij luchtalarm moesten we onder ons bank kruipen of in de gang tegen de muur op onze buik gaan liggen. Net voor of na de speeltijd werd er door de organisatie WINTERHULP al eens een kom witte bonen in tomatensaus uitgedeeld, soms ook vitamien-tabletten of levertraan. Ondervoeding was nu eenmaal niet vreemd aan de oorlogsjaren.

 

Op 13 oktober 1944 viel de 1e V-bom op Antwerpen en na enkele dagen overleg werd de school gesloten. Mijn 5e leerjaar heb ik kunnen afmaken in Elverdinge. Vele kinderen uit het Antwerpse kregen een toevlucht in Limburg en in Oost-en West-Vlaanderen.

Het 6e studiejaar kregen we Br Angelinus, de sergeant-recruteur van de Brs Van Liefde, een gedreven man , die ook veel belang hechtte aan onze rapporten, vooral met betrekking  tot het naleven van het schoolreglement ! Hij bereidde ons zeer goed voor om naar de middelbare school te gaan. 

Al bij al brachten wij mooie jaren door in de Sint- Rochusschool van Deurne-Zuid.

Jacobs

 

P.S. WINTERHULP was een samenbundeling van de werkzaamheden van het Rood Kruis, het Vlaams Kruis, het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn en het Nationaal Werk voor oud-strijders en oorlogsinvaliden. Het stond wel onder toezicht van de Duitse bezetter.

Bronnen: 125 jaar Sint Rochusparochie 

STILTE – MIJMERINGEN

“Mijn land is het land van de stilte,

De vreedzame, brede natuur.”

Deze tekst van de dichter Willem Gijssels (1875-1945) werd mooi getoonzet door componist Renaat  Veremans (1894-1969).

En wie heeft  er tijdens een boswandeling in binnen- of buitenland niet even halt gehouden en kwam onder de indruk van de aldaar heersende stilte met in de verte misschien een zangvogel die zijn liedje zong?

Misschien was het wel in onze Kempen en luisterde je “naar wat de dennen fluisteren”… zoals onze generatie vroeger zong.

De Amsterdamse dichter Adama Van Scheltema (1877-1924) begint zijn gedicht “De Stilte” met volgende verzen:

  • “Min de stilte in uw wezen,
  • Zoek de stilte die bezielt,
  • Zij die alle stilte vrezen
  • Hebben nooit hun hart gelezen
  • Hebb
  • en nooit geknield.”

De gewijde stilte wanneer we op reis een kerk bezoeken in Italië, Spanje,Frankrijk of waar dan ook  nodigt ons meestal spontaan uit om even te knielen en een stil gebed te prevelen.. alvorens een kaarsje te gaan ontsteken misschien voor een of andere heilige.

De priester-dichter Guido Gezelle schreef dan weer het volgende:

  • “De navond komt zo stil, zo stil,
  • zo traagzaam aangetreden
  • dat geen en weet, wanneer de dag
  • of waar hij is geleden.

Die avondlijke stilte, we moeten er van genieten na een drukke dag thuis of op werk en desnoods ook de TV eens een uurtje afzetten! 

Even rustig de dag overlopen, samen met Alice Nahon (1896-1933) die het zo mooi uitdrukte in het wel bekende AVONDLIEDEKE:

  • ‘t Is goed in ‘ t eigen hert te kijken nog even voor het slapen gaan,
  • Of ik van dageraad tot avond geen enkel hert  heb zeer gedaan;
  • Of ik geen ogen heb doen schreien, geen weemoed op een wezen lei;
  • Of ik aan liefdeloze mensen een woordeke van liefde zei

 

En vind ik, in het huis mijns herten, dat ik één droefenis genas,

dat ik mijn armen heb gewonden rondom één hoofd, dat eenzaam was…

Dan voel ik, op mijn jonge  lippen, die goedheid lijk een avondzoen…

‘t Is goed in ‘t eigen hert te kijken en zo z’n ogen toe te doen.

 

En toen werd het stil, heel stil, naar lichaam en ziel, voor jong en oud 

‘T EKSTERLAER (thans Eksterlaar geschreven).

(De zuidkant van onze Sint Rochus-parochie).

 

     Vele jaren geleden waren er in onze contreien tal van bossen en in die bossen waren er tal van open plekken die men “laar”noemde. Denken we maar aan Aartselaar, Berlaar, het Laar (Wommelgem), Boterlaar(baan) en dus ook “‘t Eksterlaar”.

Deze laatste heeft zijn naam ook te danken aan de afspanning “De Ekster”, volgens ingewijden, de oudste herberg van Deurne. In de 19e en in ‘t begin van de 20e eeuw lag het nog rustig buiten de stad Antwepen en kwamen kunstenaars van alle slag er een aangename namiddag doorbrengen, zo onder meer Domien Sleeckx (1818-1901), Hendrik Conscience (1812-1883) en later ook Felix Timmermans (1886-1947) e.a.

 

Het Eksterlaar, gelegen in het zuiden van onze parochie strekt zich uit vanaf de St Rochusstraat tot aan de Manebruggestraat en Mortselsesteenweg. Tot in ‘t begin van de jaren ’50 was ‘t Eksterlaar een smalle kasseiweg, met aan de noordkant een verraderlijke asseweg, gevreesd door fietsers en voetgangers bij valpartijen. Aan de overkant, waar tussen 1923 en 1932 de Unitas-tuinwijk gebouwd werd, was er een partij gras en toch al een geplaveid voetpad. De Unitas-tuinwijk, van architect Edouard Van Steenbergen, was een stap in de langzame verstedelijking van Deurne-Zuid. Ze werd opgericht om bedienden, onderwijzers en, ambtenaren een betaalbare woning aan te bieden. Ze werd uiteindelijk in 1982 als stadsgezicht beschermd. Jammer dat men later heeft toegelaten dat de karakteristieke kleine ruitjes van de ramen niet langer een “must” waren bij eventuele renovaties.

 

Halfweg op de hoek van de Van den Hautelei, schuin tegenover de hoek van de Oude Doncklaan, was er het onvermijdelijke café.

Verder hadden we aan de zuidkant een drogist, een beenhouwer, een huisschilder, een bakker ,een coiffeuse, een ijzerwinkel, een modiste (later boterwinkel). Een gaslantaarn scheen verder zijn vale licht op een metersdikke haag die tot aan de Mortselsesteenweg liep.

 

Aan de overkant van die winkelgalerij avant la lettre bevond zich een park dat wij “het bos” noemden en waarin zich een kiosk en een net burgerhuis bevonden. Daar werden al eens feestjes gegeven. Dat goed omheinde bos met dichte houten staken , waar we tot onze ergernis als jonge nieuwsgierige knapen niet tussen konden, bevatte een grote stoere kastanjeboom die de impact van een V2 raket op 21 november 1944 gedeeltelijk opving, waardoor de huizen rondom enigszins gespaard bleven: alleen deuren en ramen en de plafonds moesten er aan geloven; helaas vielen er toen ook 3 doden te betreuren.

 

Het straatbeeld van ‘t Eksterlaar is wel erg veranderd door de jaren heen. De immense telefoonpalen, waar we met onze katapulten naar de porseleinen of glazen isolatoren schoten, zijn verdwenen. In ‘t begin van de jaren 50 van vorige eeuw begon men met de heraanleg. Thans is het Eksterlaar een drukke verkeersader waar men goed uit zijn doppen moet kijken! Het was ooit anders…. vandaar dit korte verhaal !

 

Jacobs, oud-inwoner Eksterlaar

Bronnen: Wikipedia/Internet

              D.Sleeckx:Verhalenbundel

              M & L jul/aug 1998

 

Paasboodschap aartsbisschop Terlinden: ‘Een nieuw elan’

 

 

 

 

Het is verrassend, maar het woord ‘hoop’ komt nauwelijks voor in de evangeliën en wanneer het wel voorkomt, is dat in een context van teleurstelling: ‘Wij leefden in de hoop dat Hij degene was die Israël zou bevrijden.’ Deze woorden werden uitgesproken op de weg naar Emmaüs rond het jaar dertig. Het Joodse paasfeest was gevierd, het lam was geofferd en verdeeld in de familie.

Twee reizigers bewaarden echter een bittere nasmaak van het feest.

Ze hadden een zekere Jezus gevolgd en zagen in hem een machtige profeet in woord en daad, en nog meer: hun bevrijder, hun Messias. Met Hem hadden ze gehoopt dat Israël be-vrijd zou worden van de Romeinse bezetting. Maar de hogepriesters en leiders van het volk hadden Hem ter dood laten veroordelen en kruisigen. En na zijn dood was Hij in een graf gelegd. En daarmee was ook hun hoop in Jezus gestorven. Ze keerden terug naar hun dagelijks leven in Emmaüs, met hun zorgen en nog steeds onder de Romeinse bezetting. De droom leek voorbij.

Een vreemdeling benaderde de twee reizigers.

Hij nam de tijd om naar hun verhalen te luisteren, met ze te praten en de Schriften voor ze open te slaan. Hij vergezelde hen naar hun dorp en bleef bij hen. Maar pas toen Hij het brood brak en het aan hen gaf, gingen hun ogen open en herkenden ze Hem. Het graf is leeg. Jezus is verrezen. Hoewel Hij zich aan hun blik onttrekt, is Hij levend aanwezig in het geloof van de kerkgemeenschap. Dit geloof opent een nieuwe bron van hoop: de hoop van Pasen. Het is niet langer de hoop op een militaire of politieke bevrijder, maar op een zachte en nederige Messias, een gekruisigde Messias.

We hebben vandaag veel redenen tot wanhoop: conflicten en oorlogen, onrecht en armoede onder veel mensen en landen, drugsmaffia, de dramatische situatie van migranten en vluchtelingen, klimaatverandering en
-opwarming, de opkomst van populisme en xenofobie. Ook binnen onze Kerk is er onrust, denk alleen al aan het leed van slachtoffers en schandalen van misbruik, maar ook aan de angst voor de toekomst van onze gemeenschappen in een geseculariseerde wereld.

Jezus ontmoet ons echter onverminderd, ook in deze omstandigheden.

Hij is aanwezig in de Schriften, in de eucharistie en in de kerkgemeenschap wanneer ze zich in Zijn naam verenigt. In het licht van het geloof in zijn verrijzenis kunnen we zelfs nieuwe tekenen van hoop ont-dekken in onze wereld van vandaag. Het gaat niet om nostalgie voor het verleden, maar om een nieuw elan voor onze Kerk en ons leven dat voortkomt uit de hoop van Pasen.

Dit nieuwe elan wordt ook belichaamd door de synode die in oktober zal worden afgesloten.

Met een brede consultatie in de wereldkerk en in onze gemeenschappen leerden we om naar elkaar en naar de Heilige Geest te luisteren. We hebben tekenen van hoop ontdekt, zowel in onszelf als in onze samenleving. Nu is het tijd om beslissingen te nemen, met een nuttige aggiornamento in de Kerk om het evangelie en de hoop van Pasen in onze wereld te verkondigen.

 

 

 

 

 

In deze hoop wens ik u v

an harte een Zalig Pasen toe!

Aartsbisschop Luc Terlinden

Enkele weken terug was er nog een bijeenkomst voor de parochianen van deze parochie.

Met een hapje en een drankje en een streepje muziek werd er terugeblikt naar de voorbije jaren.

.

Pius x

We wisten al een tijdje dat het Bisdom plannen had om het aantal kerken te reduceren. In november 2020 was ons al meegedeeld dat in de cluster Deurne-Zuid 2 van de 4 kerken mochten blijven bestaan en dat 2 kerken verplicht gingen worden om te sluiten.

Dit ging voor ons beslist worden in het voorjaar 2023 en we weten nu definitief dat de kerken van Sint Jozef (Boekenberglei) en Sint-Rochus mogen blijven.
De andere kerken, H. Lodewijk van Montfort (Sevillastraat) en onze Pius X parochie moesten voor het einde van 2023 sluiten.

Wat gaat er gebeuren?

Het proces om de kerk te onttrekken aan de eredienst (vroeger heette dat ontwijden) is opgestart.
De parochie H. Pius X wordt opgeheven en samengevoegd met Sint Rochus.
Onze parochianen kunnen na Kerstmis daar terecht voor:

  • een avondmis op zaterdag om 18 uur
  • een hoogmis op zondag om 9:30 uur.

Wat betreft het parochiecentrum

Al staat de kerkruimte leeg, toch blijft dat bestaan.
Het Bisdom erkende het belang van een gemeenschapscentrum op Silsburg en gaf ons de toelating om het te blijven uitbaten, zolang we er de nodige vrijwilligers voor vinden en het financieel draagbaar blijft.
Onze verenigingen en de huidige gebruikers van onze lokalen kunnen er dus nog terecht.

We zijn ook van plan om, zo lang er belangstelling voor is, ons cafetaria als ontmoetingsplaats te blijven openen op zondagmorgen.

Ook kunnen we nu al aankondigen dat de Braziliaanse cellist Christian Grosselfinger in het voorjaar voor het derde jaar op rij een concert plant in ons kerkgebouw. (Vermoedelijk in Maart 2024).

We houden u op de hoogte van de evolutie.

Guido Gezelle, priester-dichter.

Omdat Guido Gezelle 125 jaar geleden overleden is, werd 2024 uitgeroepen tot Guido Gezelle-jaar. Gezelle werd geboren in Brugge op 1 mei 1830 en overleed er op 27 november 1899.

Hij werd priester gewijd in 1854 en werd dan leraar geschiedenis en moderne talen in het Klein Seminarie van Roeselare waar hij destijds zelf de lessen gevolgd had. Een aantal jaren later werd hij directeur van het Engels College te Brugge gevolgd door een leraarschap aan het Groot Seminarie aldaar.

Wegens zijn onorthodoxe manier van lesgeven werd hij door de toenmalige bisschop van Brugge als onderpastoor naar Roeselare gestuurd en vervolgens naar Brugge en Kortrijk. Aan het einde van zijn loopbaan was hij aalmoezenier in een klein nonnenklooster en had hij veel tijd om zich aan zijn geliefde dichtkunst te wijden.

Een van zijn meest bekende kleine gedichjes is “Het Kruisken”.  Verschillende generaties die katholieke scholen bezochten in de 19e en 20e eeuw hebben dit gelezen in hun taal- of leesboeken en meestal moest het in de lagere school van buiten geleerd worden. Ook “Het Schrijverken” is een beroemd gedicht.  De West-Vlaamse invalshoek is in veel van zijn gedichten terug te vinden.

In1926 werd het geboortehuis van Gezelle in de Rolweg te Brugge ingericht als museum.  Het is een bezoekje zeker waard. De stad Brugge vereeuwigde Gezelle met een standbeeld en posthuum kreeg hij ook enkele jaren na zijn dood de Vlaamse Staatsprijs voor zijn dichtbundel “Rijmsnoer”.

Guido Gezelle was ontegensprekelijk een van de belangrijkste Vlaamse dichters uit de 19e eeuw.

‘T KRUISKE

‘t Eerste dat mij moeder vragen 
leerde, in lang verleden dagen, als ik hakkelde, ongeriefd*
nog van woorden, ‘t was, te gader*
bei mijn handjes doende: “Vader,
geef me een kruiske, als ‘t u belieft!”

‘k Heb een kruiske dan gekregen,
menig keer, en wierd geslegen*
op mijn kake, zacht en zoet…
Ach, ge zijt mij, bei te gader,
afgestorven, moeder, vader,
‘t geen mij nu nog leedschap* doet!

Maar, dat kruiske, ‘t is geschreven
diep mij in de kop gebleven,
teken van mijn erfgebied:*
die de schedel mij aan scherven
sloege, en hiete* ‘t kruiske derven,
nog en hadde’ hij ‘t kruiske niet!
– – – – – – – – – – – – – – – – – – – — – – – – – – – – – – – – – – –
*ongeriefd: niet voorzien van
*te gader: tezamen
*geslegen: geslagen
*leedschap: verdriet
*erfgebied: bewijs van mijn erfelijk (geestelijk) bezit
*hiete: zou gebieden

rijmsnoer(1896)

Als de ziele luistert
spreekt het al een taal dat leeft,
’t lijzigste gefluister
ook een taal en teeken heeft:
blâren van de boomen
kouten met malkaar gezwind,
baren in de stroomen
klappen luide en welgezind,
wind en wee en wolken,
wegelen van Gods heiligen voet,
talen en vertolken
’t diep gedoken Woord zoo zoet …
als de ziele luistert!