1850 – Van droom naar……Strijden voor een eigen parochie in Deurne-Zuid
Inleiding....
Met de negentiende eeuw brak een nieuwe bloeiperiode voor Antwerpen aan na de heropening van de Schelde.
Deurne groeide langzaam van een landbouwersdorp naar een verstedelijkte voorstad van Antwerpen. De tuinbouw ging ook de landbouw verdringen in Deurne.
Hovenierderij leverde grotere winsten op en de producten konden gemakkelijk worden afgezet in de winkels en markten van Antwerpen.
Door de uitbreiding van Antwerpen waren er ook dagelijks grotere hoeveelheden verse melk voor het verbruik van de stadsbewoners nodig. Men had nog geen vervoer toen om de melk van ver aan te voeren. Dus ging in de stad en de nabije gemeenten een groot aantal personen zich uitsluitend op de productie en distributie van melk toeleggen.
Ook zochten meer en meer inwoners hun bestaansmiddelen in nijverheid en handel. De meesten werkten in de stad of in de omliggende gemeenten. De voornaamste bedrijfstakken waarin Deurnenaars tewerkgesteld waren: bouwbedrijf, hout verwerkende nijverheid, textielnijverheid, kledingindustrie en wegvervoer. Een bescheiden brouwerijbedrijf, brouwerij De Ster 1814 – 1907), van Florent de Preter was toen de grootste zaak van Deurne–Zuid.
Arbeiders verdienden toen tussen de 0,3 en 0,5 Bef. per uur. – Vlees kostte tussen de 1,55 en 1,8 Bef. per kilo.
Diverse inwijkelingen uit de Kempen vonden hun weg naar de opkomende grootstad en gingen in Deurne en Borgerhout wonen. Burgemeester Georges Cogels, mede–eigenaar van het Rivierenhof en afstammeling van een bankiersfamilie trachtte de inwijking van vreemde arbeiders af te remmen door taksen te heffen op de volkswoningen.
Het was een periode van economisch liberalisme. Er waren nog geen politieke partijen of programma’s en de bevolking was weinig geïnteresseerd in de gemeentepolitiek. De gemeenteraadsleden vormden een gesloten kring en eens erin bleef men erin.
De aangroei van de bevolking gaf grote problemen van sociale aard. De sociale voorzieningen in die tijd waren ellendig. In de winter en in crisisperioden waren de werklozen ten laste van de armenkas.
Maar het inwijkingproces was niet te stuiten, dat ondervond ook de volgende burgemeester Florent Pauwels, tabakshandelaar en eigenaar van het Papegaaihof.
Deurne-Noord en Deurne-Zuid werden van elkaar gescheiden door een groot en drassig stuk land, de Schijnvallei. Als verbinding tussen de twee delen was er alleen een voetpad, de Kerkeweg, die door de Schijnbeemden liep met een klein houten brugje over “het Schijn”. Er was geen rij- of steenweg. Rijtuigen moeten langs Borgerhout, Kerkendijk, rondrijden om in Deurne-Noord te geraken.
De Kerkeweg was de weg naar de kerk, Sint-Fredegandus, de school en het gemeentehuis.
In de winter was het plonsen door het water. Sommigen stapten van uit Deurne-Zuid meer dan en half uur om de kerk te bereiken.
Deurne-Zuid bestond toen uit landbouwgronden die toebehoorden aan kasteelheren.
De kasteelheren verhuurden zowel de gronden als de woningen die er zich op bevonden aan boeren en werklieden. Maar zij werden zelfs minder betaald dan de industriearbeiders. Maar geleidelijk aan verminderde de landbouw en werden de landbouwers eigenaars van hun bedrijven.
- Boeckenberg,
- Morkhoven,
- Muggenberg,
- Te Boelaer,
- De Leescorf,
- Waelhof,
- Ravelsberg,
- Drakenhof,
- Lanteernhof,
- Gekroonde Leeuw,
- Oude Donk,
- Nieuwe Donk,
- Papegaaihof,
- Boterlaarhof,
- Ten Zoome.
1850
In 1850 woonden in Deurne 2895 mensen.
1859
De gemeente werd geteisterd door een cholera epidemie. De burgemeester van toen, George Cogels, deed zijn uiterste best om deze epidemie te bestrijden.
1864
De oude Spaanse vestingen rond Antwerpen werden gesloopt. Er werd een verdedigingsgordel met forten opgericht. Ook Deurne-Zuid kende zijn “fortje”. (Daar werd later de sporthal Arena opgebouwd). Alle grond op minder dan 585 m loopvan de forten werd met militaire erfdienstbaarheid belast. Deze zone, 300 ha groot, besloeg een groot gedeelte van Deurne- Zuid. Op die gronden mochten alleen houten gebouwen worden opgericht die in oorlogstijd gemakkelijk konden afgebroken worden. Er waren toen twee hoofdwegen uit de stad naar Deurne-Zuid. De ene vanuit de stad langs de Gietschotellei tot aan de herberg Gietschotel, de andere van de Herentalsebaan tot aan “de Mestput” later doorgetrokken tot Broechem.
1865
De Sint–Fredeganduskerk was te klein om alle parochianen in twee zondagsmissen te plaatsen en wegens de militaire erfdienstbaarheden mocht men de kerk niet vergroten. Er moest dus een tweede onderpastoor bijkomen om drie missen te kunnen celebreren.
1866
Er brak er terug een cholera-epidemie uit in Deurne. Heviger dan in 1859. Deurne telde toen 3381 inwoners. Deurne-Zuid werd zwaar geteisterd, dagelijks waren er sterfgevallen. In hun vertwijfeling namen de inwoners van Deurne-Zuid hun toevlucht tot de heilige Rochus, patroonheilige tegen besmettelijke ziekten. Tot wie konden ze zich beter richten dan tot deze heilige welke besmettelijke ziekten zelf verzorgde tot hij er werd door aangetast.
Zijn verering nam meer en meer toe naargelang de epidemie langer duurde. Men zamelde geld in om heilige missen op te dragen ter ere van de beschermheilige. Er werd dan de Broederschap van de Heilige Rochus opgericht.
De leden moesten jaarlijks 0,25 Bef. lidgeld betalen. Uit dankbaarheid tot de Heilige Rochus, omdat Deurne-Zuid minder beproefd was dan Deurne-Noord door de epidemie werd er een mooi Rochusbeeld aangekocht in de werkhuizen De Boeck en Van Wint en aangebracht in het op de hoek van de Waterbaan en de Herentalsebaan, op een stuk grond geschonken door de heer Sils uit Wommelgem.
1867
De eerste steen voor het kapelletje werd gelegd door Burgemeester Georges Cogels op 15 mei 1867.
Er werden een aantal mensen gehuldigd voor hun inzet tijdens de epidemie: Burgemeester Georges Cogels, de Zusters der Christelijke Scholen, die een voorlopig ingericht ziekenhuis bestuurden, Petrus Vermeiren, wagenmaker die de zieken naar het gasthuis voerde en de doden begroef en aan Z.E.Hr. Pastoor De Roover. De Broederschap van de Heilige Rochus ijverde ook voor een grotere kapel en voor een eigen parochie.
Bijna in alle plattelandsgemeenten woonde de meerderheid van de bevolking rond de kerk. Deurne maakte hierop een uitzondering. Een derde van de bevolking woonde in Deurne-Zuid.
1873
Deurne werd onttrokken aan de dekenij Antwerpen en door Kardinaal Deschamps verheven tot dekenij met de gemeenten Deurne, Borsbeek, Merksem, Ranst, Sint Job in ’t Goor, ’s Gravenwezel, Vremde, Wommelgem en Wijnegem. Z.E.Hr. De Roover werd Deken.
1876
De harmonie “De Drij Koningen” werd opgericht. In 1880 telde ze 35 spelende leden. Ze zou jaren lang de enige in Deurne blijven.
1885
Op 23 april werd het kerkhof van Borgerhout geopend, 4,5 ha groot. Wegens de vele eigendommen van de familie Sils in die omgeving kreeg dit kerkhof door de bevolking de naam “kerkhof van Silsburg” In 1890 kreeg het de naam van O.L. Vrouwe kerkhof.
Voor het verenigingsleven hadden wijken muziek- en toneelverenigingen en schuttersverenigingen.
Er waren bloeiende handbooggilden, de Vrede in de Gietschotel en de Vrijheid in de Exter. Het ontstaan van een concentratie van woningen in een wijk werd gevolgd door de inrichting van een kermis b.v. op de tweede zondag van mei Silsburg, op de tweede zondag van juni Exterlaar en op de eerste zondag na 10 juni Boerkeskermis.
De bevolking verlangde naar een hulpkerk en een eigen parochie.
1886
Er werd een inrichtingscommissie opgericht voor de noodkerk die bestond uit de Heren: P.M. Peters, F. De Preter, G.J. Stevens, J.E. Embrechts, P.J. Keteleer, F. Hellemans, J.Fr. Stevens en William Pauwels. Men vond grond aan de Herentalsebaan naast de huidige Sint-Rochusstraat (waar vroeger bakker Pingnet was). Men huurde die van Ridder Gustaaf van Havre voor 15,75 Bef. per jaar. Dit was niet naar ieders zin want de wijken Drie Koningen, Boterlaar, Eksterlaar en Silsburg wilden allemaal de kerk in hun wijk.
Op 22 december kreeg men toelating tot bouwen van een houten kapel van de Minister van Oorlog want men had hier af te rekenen met de Krijgsdienstbaarheden van het Fortje. Dit was de oorzaak van de talrijke houten huizen in deze omgeving.
De houten kapel was L. 35 m ,Br. 10 m, H. 4 m, en onder de nok 9,4 m.
1887
1 oktober, de commissie van de kapel van de Heilige Rochus verklaarde dat Charles Van Beylen aangenomen had om de kapel te bouwen voor 5865 Bef. En dan in november, werd er een mis gelezen in de kapel door een pater Trappist.
1888
E. Hr. Stanislas Vervoort, tot dan onderpastoor in Rijkevorsel, werd kapelaan, vast verbonden aan de nieuwe kapel.
Tijdens de Lichtmis, 2 februari om 7 uur droeg de kapelaan zijn eerste mis op in de nieuwe kapel maar zonder dat er stoelen of banken in stonden. Het was de eerste taak van Stanislas Vervoort om hiervoor te zorgen.
Eerst woonde hij op de Boterlaarbaan, vanaf oktober op de Herentalsebaan (359) in een houten woning vlak over de kapel. De kapelaan kreeg geen steun van staat, gemeente of Kerkfabriek van Deurne–Noord omdat de parochie nog niet erkend was.
De pastoor deken van Deurne was toen Z. E. Hr. De Roover. De kapelaan mocht biecht horen, dopen en de Heilige sacramenten toedienen, maar de lijkdiensten moesten in Deurne–Noord gebeuren.
De kapelaan liet de koster, Frans De Roeck bij alle parochianen rondgaan met een verzoekschrift aan de hogere overheid om Deurne–Zuid te erkennen als parochie.
Alle inwoners tekenden ongeveer 2000, op tien na, ze woonden alle tien op het gehucht Eksterlaar en gaven als reden dat ze liever de kapel op ’t Eksterlaar hadden. Het zwaartepunt van Deurne–Zuid lag toen feitelijk op het Eksterlaar. Tegen de kapelaan hadden ze niets.
Het klokje van de kapel werd geschonken door Kobe Keteleer. Het heeft zelfs nog gediend in de nieuwe kerk tot daar de drie klokken kwamen.
1889
Op 30 mei werd onze parochie erkend. Deurne telde toen 6577 inwoners, Deurne–Zuid 2500. Ze leefden in de wijken Silsburg, Drie Koningen, Boterlaar, Eksterlaar, Waasdonk, Gietschotel en Weversfabriek.
Op 24 juni werd kapelaan Franciscus Vervoort de eerste pastoor van de Sint-Rochus-parochie. Hij was geboren in Nijlen op 28 januari 1849. Werd priester gewijd op 18 december 1875 en werd onderpastoor te Rijkevorsel op 31 januari 1876.
De bevolking was toen ook in heel grote mate katholiek. De katholiek Florent Pauwels was burgemeester.
Pastoor Stanislas Vervoort, toen 40 jaar, was niet tevreden met zijn houten noodkerk op de Herentalsebaan en wou samen met zijn parochianen een volwaardige kerk.
De dahlia– en rozenmaatschappij Dorothea van de Gietschotel vierde haar 25 jarig bestaan met een internationale tuinbouwtentoonstelling.