- Geboren te Gent op 3 november 1918.
- Priester gewijd op 24 juli 1943.
- Onderpastoor in Sint-Jozef Mortsel van augustus 1943 tot januari 1944.
- Leraar Sint-Jan Berchmanscollege Antwerpen van januari 1944 tot juli 1944.
- Plaatsvervanger van pastoor Jespers (Sint-Jozef parochie Mortsel) opgepakt door de Duitsers van juli 1944 tot januari 1945.
- Naar universiteit van Leuven voor het behalen van de kandidatuur in de Wijsbegeerte en Letteren, Romaanse Filologie van januari 1945 tot juli 1946.
- Leraar Sint-Romboutscollege te Mechelen van 21 augustus 1946 tot april 1947.
- Directeur van het Groot-seminerie te Mechelen op 19 april 1947.
- Pastoor te Sint-Rochus Deurne op 3 juli 1955.
- Overleden op 31 oktober 2011 te Antwerpen
DE KORTE AMBTSPERIODE VAN PASTOOR ROBERT RAES
Een terugblik…
We hebben Robert Raes gevraagd eens terug te kijken op zijn kort verblijf in Sint-Rochus.
Hij schrijft:
Toen ik pastoor benoemd werd, was ik tamelijk jong, was directeur geweest op het seminarie van Mechelen en had na mijn wijding maar een tijdje als tijdelijke hulp op een parochie gewerkt. Pastoor Holthof, mijn voorganger was een erg geliefde figuur en zeer populair.
Er was in 1955 een ‘missie’ gepland, maar omdat de parochie zeer groot was werd besloten die missie op drie plaatsen te houden: in de kerk van St-Rochus, op Silsburg in de kapel van de Zusters en op de Muggenberg in een magazijn van potten en pannen. Daaruit groeide dan weer de idee om op de twee plaatsen buiten de centrale kerk een bidplaats op te richten. Onze optie was toen de Kerk zo dicht mogelijk bij de mensen te brengen.
Het plan werd vooral gestimuleerd door notaris Flor de Roeck die ook op zoek ging naar de geschikte gronden. Flor De Roeck heeft een grote devotie voor de Eucharistie en Onze Lieve Vrouw. Zo kwam het dat hij patroonheiligen voorstelde: Pius X, die de promotor was van de Eucharistie op zevenjarige leeftijd en Lodewijk van Montfort, de ijveraar voor de godsvrucht tot Onze Lieve Vrouw
De bouw van van Montfort kende heel wat perikelen omdat de plannen niet helemaal beantwoordden aan de regels van de urbanisatie, maar burgemeester De Queecker zorgde toch voor een toelating. Deze kapelanijen werden dan later parochie. Jaap Tol ging naar de Muggenberg en Omer Beck ging naar Pius X.
‘Kerk dicht bij de mensen’ stond ook aan de oorsprong van het Pleintje. Kan. Ceuppens van Mechelen stuurde me juffr. Andreé Van den Berghe voor het wijkwerk. De bedoeling was bij de randkerkelijken te werken en ze in nauwer contact te brengen met het leven van de Kerk. Deze beweging ging uit van Pater Bellens, die in Mechelen in een volkse wijk een missie had gepreekt en na de missie het werk wilde bestendigen door gewoon bij de mensen ter plaatse te blijven.
Hier in Rochus werd besloten voor de kinderen vooral iets te doen tijdens de grote vakanties. Daartoe werd de grond tussen de tuin van de pastorie en het gildehuis omgeturnd tot een speelplein. Op die manier kreeg juffrouw Andreé ook toegang tot al de gezinnen van die kinderen. Een tijdje was er ook een aparte mis voor hen. De viering werd voorgegaan door een pater Jezuïet, maar die was nogal traag en één van de kinderen vroeg hij soms ‘van de gemeente’ was. Aan een jongetje, dat zijn eerste communie deed, vroeg juffrouw Andreé wat hij graag zou hebben als diner en hij antwoordde: “pistolets met confituur!”
Toen ik door Kardinaal Van Roey benoemd werd tot president van het St.-Jozefseminarie vroeg ik hem iemand te sturen die de werking van het pleintje zou kunnen verder zetten. Hij benoemde Pros Heylen als onderpastoor met de opdracht voor het pleintje. Pros kende de werking van Pater Bellens in Mechelen.
Het is goed volk in Deurne. Men kon er overal binnen, ik heb praktisch nooit een weigering opgelopen. Er zijn altijd goede en trouwe medewerkers geweest, zo trouw dat zij nu nog altijd meewerken.
Tot zover Pastoor Robert Raes
’t Pleintje…
Toen juffrouw Andreé vertrok zocht men iemand die het werk van haar kon overnemen. Dat werd juffroouw Philoméne, die op aandringen van Pater Bellens naar Deurne kwam. Samen met Pros Heylen zette ze de werking verder. Hij nam een groot deel van de catechese voor zijn rekening, juffrouw Philoméne werd erbij betrokken voor de kinderen die niet zo erg goed meekonden.
Er kon gerekend worden op de jeugd van ’t Pleintje om kampen en uitstappen op te vrolijken.
Toen Pros Heylen werd overgeplaatst naar de Sint-Andriesparochie nam onderpastoor Cor Janssens de taak over. Hij bouwde en verbouwde samen met heel wat toffe vrijwilligers. Het pleintje stond voor iedereen open.
Toen ook Cor Janssens wegging, werd hij niet meer vervangen. ’t Pleintje werd toevertrouwd aan Piet De Roeck. Onder zijn pluralistische aanpak is het pleintje gaan uitgroeien tot een volwassen werking. Naast het buurtwerk, de zorg voor werkzoekenden is er nu ook een serviceteam dat voor zieken, bejaarden, gehandicapten en eenzame, klussen opknapt.