- Geboren te Kapellen op 11 december 1864.
- Priester gewijd op 14 juni 1864.
- Onderpastoor te Sint-Maartens Lennik, Bornem en Boom.
- Pastoor te Deurne Sint-Rochus op 9 juli 1911.
- Overleden te Deurne op 11 augustus 1935.
ONDER PASTOOR COVELIERS KRIJGT HET VERENIGINGSLEVEN EEN THUIS
Op 9 juli 1911 wordt de nieuwe pastoor ingehaald: FRANCISCUS COVELIERS. Deze man was tevoren onderpastoor geweest in Sint-Maartens-Lennik, Bornem en Boom. Franciscus Coveliers was blijkbaar een man van uitersten.
Om hem te typeren vertellen mensen die hem nog gekend hebben dat hij geweldig kwaad kon worden, maar daar staat tegenover dat hij, toen er op een keer, het was voor Pasen, een reusachtige file stond voor de biechtstoel, hij zijn biechtstoel verliet, zich naar de wachtende mensen keerde en met oprechte stem zei:” Alleen die een doodzonde te biechten hebben mogen blijven!”. Niemand bleef natuurlijk. Met hem brak ook de tijd aan dat het verenigingsleven op onze parochie ontkiemde en begon uit te groeien tot een gezond gemeenschapsgevoel.
Bij wijze van inleiding…
Het was ook de tijd dat in het geïndustrialiseerde westen de sociale emancipatie volop op gang kwam. De arbeiders kwamen samen, een beetje als verdachte groep. Er werden toen nog hongerlonen uitbetaald, er was nog kinderarbeid en talloze misbruiken. Het vergde moed om een Bond te stichten. Toch zamelde men in de fabrieken geld in voor iemand die ziek werd, of om iemand op te vangen die ontslagen werd: ziekenkas en werklozensteun nog voor die door de staat overwogen werd.
Er werden coöperatieven opgericht, er werd brood gebakken dat aan een goedkope prijs kon worden gekocht. De spaarkassen kwamen tot stand om mensen geld te leren sparen.
De eerste organisaties die gegroeid zijn waren de Coöperatieven en de Ziekenkassen. Deze kon je nog oprichten zonder in direct conflict te komen met de baas. Maar een Vakbond rook naar arbeidsvermindering en bracht voor de leden meer risico’s mee: je kon ontslagen worden, je kon klappen krijgen van de rijkswacht.
Als de aandacht voor de eerste levensbehoeften van de mensen gewekt is, kan er werk gemaakt worden van vorming, zo zijn langzamerhand KAV, KWB, KBG,Ziekenzorg, bezigheidsclubs en jongerenbewegingen ontstaan. Nu vallen zij allemaal onder één sociale koepel, het ACW. We willen even blijven stilstaan bij de organisaties die onder deze sociale koepel vallen en in de tijd van Coveliers ontstonden.
Doch niet alleen sociale bijstand en ontwikkeling ontstond in de tijd van Coveliers, zijn aandacht ging ook uit naar de culturele en religieuze ontwikkeling die broodnodig zijn voor de gezonde opbloei van een parochie.
We zullen zien hoe hier ook een bibliotheek, een koor, een symfonie en wat diens meer ontstond, zodat mensen zich op een aangename manier zouden vermaken en nog wel zo dat anderen er ook nog wat aan hadden.
1912 Vrouwen eerst…
De vrouwen van St-Rochus organiseerden zich hier acht jaar voor er sprake was van KAV nationaal.
We gaan terug tot in 1912. In de Zusterschool aan de Herentalsebaan, besloot zuster Deodatha zich in te zetten voor de arbeidersvrouwen, die meestal een armzalig en hard bestaan leidden, en niet de minste rechten hadden.
Zij trok haar stoute schoenen aan en ging op zoek naar enkele medewerksters, die met haar, de vrouwen van deze parochie meer zelfbewust wilden maken en hun leven meer inhoud wilden geven. Met de medewerking van Pastoor Coveliers en een tiental pioniersters, bezocht men de vrouwen van de toen nog zeer grote St-Rochusparochie.
In mevrouw De Preter kende onze afdeling haar eerste voorzitster. Ononderbroken werd de staf steeds doorgegeven.
De eerste wereldoorlog legde alle activiteiten stil en het duurde even voor alles weer op gang kon komen. Maar de Proost, samen met mevrouw Vervoort begonnen samen een offensief. Meerdere vrouwen gingen zich inzetten voor de zaak en ledental steeg van 130 naar 250 leden.
Vanaf het invoeren van het vrouwenstemrecht, waar KAV haar kans schoon zag om vrouwen in te lichten hoe ze geldig konden stemmen, ging het steeds bergop, tot KAV St-Rochus aan de top stond van het gewest Antwerpen met 1300 leden. Met de deling van de parochieoppervlakte kwam ook de verkaveling van de KAV afdeling. Maar nog schommelt het ledental rond de 500.
In 1929 hadden de dames een eerste vlag die plechtig diende ingewijd. Feest hoort er ook bij. Maar door de aankoop van de vlag was er een put in de toch al kleine kas. Maar door de inzet van alle krachten kwam het feest er toch, optocht en muziek van de harmonie incluis. Iedereen kreeg een plaatsje in de oude houten noodkerk, die op de plek stond waar nu Engelengaarde staat, en die toen dienst deed als parochiezaal.
1913 De Hoveniersgilde…
Het einde van de 19° eeuw is voor de boeren een zeer moeilijke periode. Laag inkomen, zware arbeid en moeilijke levensomstandigheden kenmerken hun bestaan. De landbouwcrisis sleept aan en een nieuwe aanpak dringt zich op. In 1887 richt priester Mellaerts in zijn parochie te Heist-Goor de eerste Boerengilde op. Hierin verenigden zich de boeren om hun lot te verbeteren op professioneel en economisch vlak.
Zo lezen we het ook in het verslag van de stichtingsvergadering:” Ten jare 1913 den 15 november werd er vanwege den Eerwaarde Heer Coveliers, pastoor van Sint-Rochus te Deurne-Zuid, ene vergadering gesticht onder de benaming ‘Hoveniersgilde Sint-Rochus’.
De hoveniersgilde heeft voor doel de stoffelijke belangen van hun volk te verdedigen en te verbeteren. Ten dien einde boden zich een twintigtal personen aan om als lid te worden ingeschreven.
Ze betaalden een halve frank lidgeld. In 1921 traden ze, nog steeds onder hun eerste voorzitter L. Moors, toe tot de Boerenbond. Als parochie aan de rand van de stad heeft de hoveniersgilde nooit echt veel leden geteld, in 1936 waren er 88 en hun aantal is steeds verder afgenomen.
1916 Een bibliotheek voor de parochie…
De “Boekerij” is het werk geweest van onderpastoor Verelst in 1916. Ze werd toen ondergebracht in villa De Chafois.
Al vlug moest er worden uitgekeken naar een nieuwe plaats en van 1918 tot 1946 kon de bibliotheek onderdak vinden in de school van de Zusters. Toen de ruimte ook daar te krap werd, werd er weer eens verhuist, naar de jongensschool deze keer. Tot in 1959 was het lokaal, waar nu de directeur huist, de vaste pleisterplaats voor vele lezers. Na een tijdje was hier geen plaats meer. Pastoor Raes kocht in 1959 het pand in de St-Rochusstraat, dat onder de volgende pastoor, Luc Van de Wouwer, alweer moest worden uitgebreid.
In al die jaren hebben veel vrijwilligers bijgedragen tot de uitbouw van een goedvoorziene bibliotheek. Dat ging van zelf verschaffen van boeken en het aanbrengen van een kaft en nummer, tot het schrijven van fiches, aanvullen van de catalogus en het behulpzaam ontvangen van de lezers die zorgden voor zo’n 26.500 uitleningen per jaar.
Van de vele vrijwilligers die dienst gedaan hebben mag zeker Maria Peeters vermeld worden, daar deze dame meer dan 55 jaar het vriendelijke gezicht is geweest van de bibliotheek.
Financiële redenen hebben ertoe bijgedragen dat de bibliotheek momenteel niet meer bestaat. Bibliotheken van de stad Antwerpen hebben de taak overgenomen.
1922 Baden-Powell Belgian Scouts…
Tijdens de periode van Coveliers bestond er een groep scouts die tot in 1934 actief bleef. In 1954 werd de traditie hernomen en ontstond de 68ste VVKS onder leiding van Jules Raus en Guido Weyns.
1924 De bouw van het Gildenhuis…
Ondertussen kwamen de verenigingen samen in de houten noodkerk. De harmonie “De Drij Koningen”, opgericht in 1876, repeteerde daar. Anderen kwamen er toneel spelen of zochten elkaar op voor de gezelligheid.
Je kan al vermoeden dat al die opkomende bewegingen de oude kerk uit zijn voegen zou doen barsten. De nood aan een gebouw waar de parochie samen kon, maakte de bouw van een zaal prangend. Het ontwerp van Jef Huygh werd, eens gerealiseerd, op zeer gemengde gevoelens onthaald. Kwatongen beweren dat de enigen die er echt tevreden over waren de militairen waren omdat het zo stevig gebouwd was dat er in de oorlog afweergeschut op kon staan zonder dat het gebouw een krimp gaf. Anderen beweren dat de bouwer, telkens als hij zijn gewrocht voorbij moest, een ‘mea culpa’ mompelde.
Hoedanook, het ding stond er en er grepen heel wat activiteiten plaats: cinemavoorstellingen, voordrachten, toneel, zang, …
De zondagmorgen zetelde er de pensioenkas, de spaarkas en de ziekenkas.
de aantrekkingskracht was zo groot dat er na korte tijd al moest worden bijgebouwd, waardoor de oorspronkelijke bedoeling van Jef Huygh verloren ging.
Hoewel het complex nu Familia heet, blijven nog veel mensen het een andere naam geven. Zo is er “De schuur” afgeleid van de oude noodkerk.
1927 De oprichting van de werkliedenbond…
Onder het voorzitterschap van Gabriël Vervoort, schepen en gemeenteraadslid, verenigen zich ook nu de mannen in de Katholieke Arbeiders Bond, die na de oorlog de Werklieden Bond wordt.Zij begonnen met Spaarkas en de Pensioenkas. Ook wat toneelspel betreft lieten ze zich niet onbetuigd.
Bij het uitbreken van de oorlog verdween de werkliedenbond. Alleen de Spaarkas, ook in 1927 opgericht, hield stand dankzij haar taaie medewerkers. Elke zondag zetelden zij in het Gildenhuis. Vanaf de oorlog groeide het trio uit tot Sociale Werkploeg, met naast de Spaarkas de Pensioenkas.
In de jaren na de oorlog werd de KWB nationaal opgericht. De werking laat zich richten en voeden door het Evangelie.
In de jaren ’50 sloten de mannen van St-Rochus zich aan.
1927 De symfonie…
De symfonie kreeg klank en vorm in 1927 onder impuls van onderpastoor Muës, muziekkenner en melomaan. Leiding had Romain De Vel. Onmiddellijk had men 18 ereleden.
In de jaren dertig kende de symfonie het toppunt van haar eerste grote periode.19 uitvoeringen in 1931. In 1936, 27 spelende leden. Tijdens de oorlogsjaren werden de activiteiten op een laag pitje gezet, maar na de oorlog ging men weer volop van start. We kunnen de deelname noteren aan verschillende wedstrijden, ingericht door de provincie in de vijftiger en zestiger jaren.
In het jaar 1962 verwierf de symfonie het predikaat ‘Koninklijke’. In datzelfde jaar bracht de ‘Koninklijke Symfonie Sint Rochus’ in samenwerking met de zangkring Crescendo, de operette “Op de purperen heide” van Armand Preud’homme onder leiding van Miel Cambré, die trouwens gedurende vele jaren dirigent en bezieler van symfonie en zangkring is geweest.
1928 K.A.J. en V.K.A.J….
Begin 1928 werd de kajottersbeweging van de St-Rochusparochie gesticht. Enkele jonge medewerksters van KAV werden door het bestuur van de vereniging ontslagen van hun verantwoordelijke taken om zich geheel en al te kunnen inzetten voor de arbeidersjeugd.
Zij namen contact op met de meisjes werkzaam op fabriek, atelier of kantoor en spoedig hadden zij een groep van een 25 tal leden, waaruit het bestuur gekozen werd. Later groeide het aantal tot zo’n 80.
In augustus van hetzelfde jaar namen twee leden van het bestuur deel aan de studieweek in Brugge, waar door Eerwaarde Heer Cardijn reeds de Romebedevaart van 1931 werd gelanceerd. Daar zouden ze aan deelnemen, maar ze hadden nog geen vaandel. Toneelavonden en andere activiteiten moesten er de nodige gelden voor in het laatje brengen. Dat lukt. Met tweede Paasdag in 1931 werd tijdens een plechtig lof de vlag gewijd. Drie leden schreven in voor de bedevaart, maar onder hen was geen arbeidster en Cardijn stelde zo zijn eisen. Bedienden, onderwijzeressen of thuiswerkenden mochten meegaan, maar er moest ook voor gezorgd worden dat met hen ook een meisje uit het arbeidsmidden meekon. De vereiste som, in die tijd zo’n 1500 fr was echter te hoog voor hen. Er moest dus wel opnieuw naar geldmiddelen gezocht worden.
Op vier maanden slaagden ze er echter in dat geld bij elkaar te brengen. De Romereis werd een belevenis om nooit te vergeten en met Pius’ zegen stond de beweging sterk.
De werking ging haar verdere gang met maandelijkse vergaderingen tot de oorlog in ’40 alle activiteiten stopte.
Tot in ’62 werd de VKAJ nog verder gezet met vallen en opstaan. Op die twaalf jaar kijken de leden met genoegen terug en hielden ze er in hun eigen leven een voorbeeld van trouw en edelmoedige inzet aan over.
1928 Het Davidsfonds…
Op 29 december 1928 werd de afdeling Deurne van het Davidsfonds opgericht. Hoewel het geen strikt parochiële beweging is, verdient deze toch vermeld te worden.
Het Davidsfonds heeft onafgebroken in dienst gestaan van de Vlaamse ontvoogding.
Duizenden boeken en publicaties zagen het licht; informatievergaderingen stonden in dienst van de vorming en af en toe stelde het zich op als een parapolitieke vereniging.
Van de vernederlandsing van de Gentse Universiteit in 1930 tot de drieledige gewestvorming in 1988, telkens heeft het Davidsfonds zijn stem laten horen.
Net zoals het Davidsfonds op de bres stond voor Vlaanderen, zo stond Fred Haling op de bres voor het Fonds hier in Deurne-Zuid. Met zestig jaar Davidsfonds is hij dan ook met recht en reden in de bloemen gezet.
1934 De zangkring Crescendo…
De idee een zanggroep op te richten kwam van August Weyns om de talrijke onderonsjes, uitstappen of reizen van de Burgerskring Sint-Rochus op te luisteren. Het bestuur van de Burgerskring deed een oproep aan alle zangliefhebbers.
Met de medewerking van Miel Cambré en John Smits kwam een klein groepje zangers stilaan tot ontwikkeling, om op 8 januari 1934, na een optreden van de Symfonie, eindelijk een vaste samenstelling krijgen. In het derde jaar van zijn bestaan straalde de zangkring al een zekere faam uit en werd gevraagd mee te werken aan de uitvoering van de “Leie” van Peter Benoit.
Gedurende de oorlogsjaren en de onzalige V-bommentijd kon er van groei nauwelijks sprake zijn. Men repeteerde nog wel, soms zelfs ten huize van Marie Cambré, maar na de oorlog werd de bedrijvigheid met eens zoveel ijver hernomen. In 1951, het Peter Benoitjaar, werd voor het eerst de “Leie” voor eigen publiek opgevoerd en nam men nadien nog deel aan de uitvoering van de Rubenscantate, onder meer voor de BRT.
Het vergde een grote inspanning van de koorleden maar na enkele jaren konden ze ronkende namen op hun repertoire schrijven: G. Devreese, A.Honegger en B. Britten, en zongen ze ook werken van hun eigen dirigent en bezieler, Miel Cambré. Buiten de parochie kreeg zangkring Crescendo bekendheid door zijn Belcantoavonden.
Door het dalend ledenaantal werd het evenwicht tussen de stemmen verbroken. De dirigent gaf om gezondheidsredenen ontslag. De voorzitter Jos Smits spant zich in om uit de impassie te geraken en dit leidt tot de oprichting van het vocaal ensemble Crescendo. Zij zingen nu a-capella-muziek.
In 1978 wordt de naam gewijzigd in Vocaal Ensemble Canticorum, en werkt men regelmatig mee aan concerten en festivals.
1934 De jeugdbewegingen…
Haast het eerste werk van onderpastoor Aarts was hier een jongerenvereniging op te richten: de jongensbond.
Na enkele maanden actief te hebben gewerkt, werd er aan gedacht ook een meisjesgroep te stichten. Deze groep ging van start in de grote vakantie van hetzelfde jaar en kreeg de mooie naam: de Madeliefjes.
Vanaf het prille begin van onze jeugdbewegingen sprongen onze jongens al op de planken en dit wordt aanleiding voor het jaarlijkse groepsfeest. Vanaf 1935 vierden ze het Kristus Koningfeest met toneel. Vanaf 1936 vonden zij onderdak in de parochieschool.
Toen in ’40 de oorlog uitbrak, werd het voor onze jongens en meisjes een zware opdracht om het bestaan van de groep verder te zetten. Onze jeugdbeweging dook dan ook onder om niet door de Duitse politie te worden opgepakt. De naam ‘Jongensbond’ werd veranderd in ‘Zondagsschool’ om de werking niet klandestien te moeten verder zetten. Het tienjarig bestaan van deze groep is derhalve in alle stilte voorbijgegaan.
Na de oorlog, toen de groep zich weer uitbundig liet horen, kende men nog wel van het bestaan van de Zondagsschool, maar niemand wist van het terug opkomen van ‘den bond’. Na deze tijd nam medestichter Aarts afscheid en zijn plaats werd ingenomen door onderpastoor Tol.
De jongensbond werd aangesloten bij de landsbond van de Chirojeugd in 1945 en werd zo de grootse groep in België met 149 jongens. In 1953 steeg het aantal leden van onze jeugdbonden tot 180 bij de jongens en 160 bij de madeliefjes. In 1961 werd het bestaande uniform, een wit hemd, dat hen de bijnaam, de witte muur, bezorgde, vervangen door het hemd van het verbond.
In februari ’68 werd de noodzaak voor beide groepen een morele en financiële steun te zoeken zo groot dat onder impuls van onderpastoor Scheelen de Chirovrienden werden opgericht. Bij chirovrienden mogen we zeker Herman Soete niet onvermeld laten. In januari ’69 richtten de vrienden hun eerste bal in om met de opbrengst hiervan de chiro verder te steunen.
In 1970 brandden op een onfortuinlijke dag de jongenslokalen af. De chirovrienden moesten nu pas echt uit hun sloffen komen, nieuwe lokalen moesten en zouden er komen. Eén jaar later waren de middelen er en nog een jaar later konden de nieuwe gebouwen reeds plechtig in gebruik worden genomen.
ONDER PASTOOR COVELIERS KRIJGT HET VERENIGINGSLEVEN EEN THUIS
Nauwelijks waren de jongenslokalen af of men dacht al aan vernieuwing van de meisjeslokalen. De feestelijke inhuldiging daarvan had plaats in 1980.
Drie jaar na het gouden jubileum van de Chiro werd besloten, omwille van het dalende aantal leden en leiding, te gaan samenwerken met de chiro van Sorm. Het groepsfeest van ’87 werd omgedoopt in het fusiebal.
1935 De jongensschool…
Na de eerste overwinning van de socialisten bij de gemeenteraadsverkiezingzen, vond pastoor Coveliers het stilaan tijd, dat er naast de Sint Annaschool voor meisjes, ook katholiek onderwijs voor de jongens kwam. Hij voerde hiervoor lange onderhandelingen met de Broeders van Liefde. Zijn dood belette hem de oprichting van de school nog mee te maken.
Op 11 augustus 1935 overlijdt Franciscus Coveliers, tweede pastoor van de Sint-Rochusparochie. Hij wordt begraven naast zijn voorganger, in de schaduw van het hoge koor.